Ondernemende echtparen en hun gemeenschap van goederen
30 mei 2017
Mijn ouders dreven lang geleden samen een betonfabriek. Ik ben dus groot gebracht tussen de specie, het grindzand, betonpalen, trilmachines en zakken cement. Als gevolg daarvan heb ik echt een schitterende jeugd gehad. Onder andere vanwege het gezin hadden mijn ouders een hele mooie professionele taakverdeling. Mijn moeder hield overdag de productie in de fabriek in de gaten en regelde de verkoop vanaf de fabriek. Mijn vader zag toe op het uitleveren en plaatsen van betonelementen, schuttingen, putringen, stalinterieurs etc. Ze leverden samen hoogwaardig materiaal. Dat blijkt uit een aanzienlijk aantal in degelijk beton uitgevoerde noodwoningen die “onze” fabriek vanwege de watersnoodramp in 1953 toen geleverd heeft. Die worden zelfs nu nog bewoond.
De betonfabriek werd gedreven in de vorm van een vennootschap onder firma. Daarin had iedere vennoot zijn eigen kapitaalsbelang. Ondanks dat mijn ouders hun hele leven in gemeenschap van goederen getrouwd waren, waren deze kapitaalsbelangen niet gelijk. Voor de buitenstaander geeft dat een beetje vreemde indruk. Dat komt voort uit het diepgewortelde idee dat als je in gemeenschap van goederen getrouwd bent, je altijd voor de helft eigenaar bent van alles.
Het voormelde uitgangspunt klopt helemaal, maar dan blijft men wat betreft benadering “steken” in het huwelijksvermogensrecht. Bij de vennootschap onder firma gaat het nu juist om de wettelijke regelingen met betrekking tot personenvennootschappen. Om het extra ingewikkeld te maken, speelt daarnaast ook het belastingrecht nog een rol. Dat belastingrecht heeft een behoorlijke invloed.
In de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en ook in de huidige Wet op de inkomstenbelasting 2001 is het uitgangspunt dat voor de toerekening van het bedrijfsresultaat een vennootschap onder firma of een maatschap eigenlijk niet bestaat. Daarbij lijkt ruwweg het uitgangspunt te zijn dat vennoten ieder een eigen eenmanszaak drijven, maar dat die eenmanszaken als het ware tegen elkaar aangeplakt zijn. Iedere vennoot moet dus zijn of haar deel in het kapitaal en het bedrijfsresultaat aangeven in de eigen aangifte inkomstenbelasting.
Het bedrijfsresultaat behoeft niet gelijk verdeeld te worden. Er zijn vaak vennoten die meer of minder kapitaal inbrengen, meer of minder arbeid inbrengen of een groter aandeel van de eventuele meerwinst krijgen. Juist bij vennoten of maten die samen ook nog een gezamenlijke huishouding of gezin erop na houden komt dat regelmatig voor. Een goede overeenkomst van vennootschap onder firma bevat een verdeelsleutel voor het bedrijfsresultaat waardoor dit in verhouding tot inbreng van kapitaal, arbeid etc. wordt toegerekend. Daardoor ontvangen de ondernemende echtelieden ieder een eigen deel van het bedrijfsresultaat dat niet per definitie gelijk is. Het is zodoende niet vreemd dat in de jaarlijks op te maken financiële stukken de ene partner een ander kapitaal en winstaandeel heeft dan de andere partner.
Zodra de winstaandelen zijn overgemaakt naar de gezamenlijke rekening, blijkt ook weer de toepasselijkheid van het huwelijksvermogensrecht. Dan vallen de met hard werken verdiende euro’s overduidelijk in de gemeenschap van goederen. Daarmee wordt wat ongelijk leek te worden, weer in pais en vree recht getrokken. Op dezelfde manier deelden mijn ouders eigendom in onverdeelde helften en hun geluk.