Spring naar content

Leve de landbouwvrijstelling!

06 september 2017

Om maar eens een open deur in te trappen, meld ik dat er een nieuw kabinet wordt geformeerd waarbij het CDA is betrokken. Nu wil het toeval dat ik in december 2016 mevrouw Annie Schreijer- Pierik persoonlijk in Brussel mocht ontmoeten. Zij is als CDA’er lid van de EVP-fractie in het Europees parlement en een vurig voorvechtster voor de Nederlandse landbouw. Zo men bij de formatie met bevlogen wijsheid een Minister van Landbouw, Voedselkwaliteit en Natuur beheer herintroduceert, dan zou zij in mijn ogen voor die post een zeer geschikte kandidate zijn.

Hoe dan ook is er vanuit de Nederlandse politiek de laatste jaren al met aandacht een enkele keer naar de landbouwvrijstelling van de Wet Inkomstenbelasting 2001 gekeken. Er zijn rapporten in opdracht van en ten behoeve van het inmiddels demissionaire kabinet of voor de Tweede Kamerleden geschreven. Daarbij werden allerlei overwegingen geventileerd om de landbouwvrijstelling al dan niet in stand te laten. “Wellicht wordt de landbouwvrijstelling afgeschaft” gonsde het ineens in het land van agrarische adviseurs van allerlei disciplines en pluimage. Opmerkelijk was dat nota bene de Staatssecretaris van Economische Zaken Sharon Dijksma op 26 juni 2015 aan de Tweede Kamer schreef “Het kabinet ziet op dit moment geen draagvlak de fiscale landbouwregelingen te wijzigen”. Uiteraard hield zij daarbij een slag om de arm met de volgende volzin ”Dit laat onverlet dat het kabinet zich doorlopend beraadt op de wijze van optimalisering van de beleidsinzet ten behoeve van de agrarische sector.” Kortom, er van uitgaande dat Nederland geen bananenrepubliek is met onbetrouwbare politici, is door hen uitdrukkelijk gemeld dat de landbouwvrijstelling vooralsnog in stand blijft.

Inmiddels is aangekondigd dat de landbouwregeling van de omzetbelasting per 1 januari 2018 verdwijnt. “Zie je nou wel dat er door de politiek aan de fiscale faciliteiten voor de landbouw wordt gemorreld” klonk het met regelmaat in adviseursland. Ondertussen was aan agrarische bedrijven veelvuldig geadviseerd allerlei wijzigingen in de bedrijfsstructuur of boekhoudingen door te voeren. Daarmee werd op z’n minst beoogd de boekwaarde van de landbouwgrond naar de actuele waarde in het economisch verkeer bij agrarische bestemming op te vijzelen. Voor deze aanpak zijn dure adviezen geschreven, scherpe discussies met de Belastingdienst gevoerd en in een enkel geval kwam er zelfs de belastingrechter aan te pas. Vooralsnog is de landbouwvrijstelling ongewijzigd.

In het verleden is de landbouwvrijstelling al wel meerdere keren aangepast. Bij de ingrijpende aanpassingen waren er fatsoenlijke overgangsregelingen.  Uiteraard kun je over wat fatsoenlijk is altijd twisten. De meest recente formele politieke uitingen wezen echter in de richting van de handhaving van de landbouwvrijstelling. Daarmee werd aangesloten bij o.a. rapporten van het Landbouw Economisch Instituut zoals “Visies uit de agrarische praktijk op de landbouwvrijstelling” uit 2015. Uit dit en andere deskundige rapporten spreekt de waarde van de instandhouding van de landbouwvrijstelling. Het zou “een beetje dom zijn” om aan de conclusies van deze rapportages voorbij te gaan en zomaar een streep te zetten door deze fiscale faciliteit voor de Nederlandse landbouw. Hiermee blijkt dat bij de discussie omtrent de landbouwvrijstelling niet alleen agrariërs een belang hebben maar ook anderen…